Het meewerkend voorwerp (mv) hangt samen met de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde (naamwoordelijk of werkwoordelijk) en het lijdend voorwerp.
In een zin kan maar één meewerkend voorwerp staan.
Het is belangrijk dat je weet dat niet iedere zin een meewerkend voorwerp heeft.
Hoe vind je het meewerkend voorwerp (mv)?
|
- Zoek de persoonsvorm (pv).
- Zoek het onderwerp (o).
- Zoek het gezegde (gez.)
- Zoek het lijdend voorwerp (lv).
- Zoek het meewerkend voorwerp:
Zet Aan wie / Voor wie voor het onderwerp, gezegde en eventuele lijdend voorwerp.
|
Hieronder worden de stappen uitgelegd.
1 |
|
Zoek de persoonsvorm (pv). |
Maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd.
Persoonsvorm
Zin |
|
Vraagzin / Andere tijd |
|
Persoonsvorm |
Zij geeft een knikker aan Tim. |
→ |
Geeft zij een knikker aan Tim? |
→ |
geeft |
Zij geeft een knikker aan Tim. |
→ |
Zij gaf een knikker aan Tim. |
→ |
geeft |
Zij geeft de knikker aan Tim.
→ Vraagzin: Geeft zij een knikker aan Tim.
→ Persoonsvorm: geeft
Zij geeft de knikker aan Tim.
→ Andere tijd: Zij gaf de knikker aan Tim.
→ Persoonsvorm: geeft
2 |
|
Zoek het onderwerp (o). |
Wie of Wat + de persoonsvorm.
Onderwerp
Zin |
|
Wie / Wat + pv |
|
Onderwerp |
Zij geeft een knikker aan Tim. |
→ |
Wie geeft? |
→ |
Zij |
Zij geeft de knikker aan Tim.
→ Wie/Wat + pv: Wie geeft?
→ Onderwerp: Zij
3 |
|
Zoek het gezegde (gez). |
Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Gezegde
Zin |
|
Alle werkwoorden |
|
Gezegde |
Zij geeft een knikker aan Tim. |
→ |
geeft |
→ |
geeft |
Zij geeft de knikker aan Tim.
→ Alle werkwoorden: geeft
→ Gezegde: geeft
4 |
|
Zoek het lijdend voorwerp. |
Zet Wie of Wat voor het onderwerp en het gezegde.
Lijdend voorwerp
Zin |
|
Wie / Wat + o + gez. |
|
Lijdend voorwerp |
Zij geeft een knikker aan Tim. |
→ |
Wat geeft zij? |
→ |
een knikker |
Zij geeft de knikker aan Tim.
→ Wie/Wat + o + gez.: Wat geeft zij?
→ Lijdend voorwerp: een knikker
5 |
|
Zoek het meewerkend voorwerp |
Zet Aan wie of Voor wie voor het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp.
Meewerkend voorwerp
Zin |
|
Aan wie / Voor wie + o + gez. + (lv) |
|
Meewerkend voorwerp |
Zij geeft een knikker aan Tim. |
→ |
Aan wie geeft zij een knikker? |
→ |
aan Tim |
Zij geeft de knikker aan Tim.
→ Aan wie / Voor wie + o + gez. + (lv): Aan wie geeft zij een knikker?
→ Meewerkend voorwerp: aan Tim
Meewerkend voorwerp (mv)
- Zoek eerst de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp in de zin.
- Zet Aan wie of Voor wie voor het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp.
- Staat het woord -aan of het woord -voor in een zin, dan weet je al dat er een meewerkend voorwerp in de zin zit.
- In een zin kan altijd maar één meewerkend voorwerp zitten.