Zinnen in de tegenwoordige tijd (tt) beschrijven iets wat nu of in de toekomst gebeurt.
Ik verf graag tijdens de vakantie. Jij stooft het vlees in de oven. Wij kerven onze naam in de boom. De grote gele badeend blijft nog even in de haven van Rotterdam. Ik reis graag naar verre oorden. Jij sjeest te hard door die bocht. Wij peinzen er niet over om Jan zijn zin te geven. De stad grenst aan een groot meer. |
Hieronder lees je de stappen bij het juist spellen van de werkwoorden.
1 | Zoek de persoonvorm in een zin |
De persoonsvorm vind je door de zin in een andere tijd te zetten.
Het woord dat verandert is de persoonsvorm.
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd | |
Ik verf graag tijdens de vakantie. | → | Ik verfde graag tijdens de vakantie. |
Jij sjeest te hard door die bocht. | → | Jij sjeesde te hard door die bocht. |
Wij kerven onze naam in de boom. | → | Wij kerfden onze naam in de boom. |
De stad grenst aan een groot meer. | → | De stad grensde aan een groot meer. |
2 | Zoek de stam |
Nu je weet wat de persoonsvorm is, zoek je de werkwoordstam.
De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen.
Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.
Er kunnen hier twee dingen gebeuren:
- De ruwe stam van het hele werkwoord eindigt op een v of een z. Die verander je naar de f of de s.
- De ruwe stam van het hele werkwoord kan een korte klinker hebben. Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.
Hele werkwoord | De ruwe stam | De stam | ||||
verven | -en | (ik) verv | -v | + f | (ik) verf | |
stoven | -en | (ik) stov | -v | + of | (ik) stoof | |
reizen | -en | (ik) reiz | -z | + s | (ik) reis | |
lezen | -en | (ik) lez | -z | + es | (ik) lees |
Sommige hele werkwoorden hebben in een v of een z in het woord staan.
De ruwe stam eindigt dan op de v of de z. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. Die verander je naar de f of de s.
Soms heeft de ruwe stam een korte klinker. In dit geval willen we de klinker lang houden.
We moeten dan nog een extra klinker toevoegen.
3 | Zoek het onderwerp |
We weten nu wat de persoonsvorm is en de stam.
Nu gaan we het onderwerp in de zin zoeken. Het onderwerp vind je door antwoord te geven op de vraag:
wie of wat + persoonsvorm (pv)?
Tegenwoordige tijd | Wie of wat + pv? | Onderwerp | ||
Ik verf graag tijdens de vakantie. | → | Wie of wat verft graag tijdens de vakantie? | → | Ik |
Jij sjeest te hard door die bocht. | → | Wie of wat sjeest te hard door die bocht? | → | Jij |
Wij kerven onze naam in de boom. | → | Wie of wat kerven onze naam in de boom? | → | Wij |
De stad grenst aan een groot meer. | → | Wie of wat grenst aan een groot meer? | → | De stad |
- De ik-vorm krijgt nooit een t.
ik verf, ik sjees, ik kerf, ik grens - Een ander (mens, dier of ding) krijgt altijd een t, behalve als er je of jij achter het werkwoord staat.
verf jij, sjees jij, kerf jij, grens je
Persoonsvorm enkelvoud | |
ik | verf, sjees, kerf, grens |
je, jij, u | verft, sjeest, kerft, grenst |
hij, zij, het | verft, sjeest, kerft, grenst |
Persoonsvorm meervoud |
|
wij, we | verven, sjezen, kerven, grenzen |
jullie | verven, sjezen, kerven, grenzen |
zij, ze | verven, sjezen, kerven, grenzen |
Let op: verf, sjees, kerf, grens je/jij...