De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.
Er kunnen hier twee dingen gebeuren:
- De ruwe stam van het hele werkwoord eindigt op een v of een z. Die verander je naar de f of de s.
- De ruwe stam van het hele werkwoord kan een korte klinker hebben. Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.
Stamregel 4
Hele werkwoord: drijven - en
→ De ruwe stam: (ik) drijv -v +f
→ De stam: (ik) drijf
Hele werkwoord: lezen - en
→ De ruwe stam: (ik) lez -z +es
→ De stam: (ik) lees
→ De ruwe stam: (ik) drijv -v +f
→ De stam: (ik) drijf
Hele werkwoord: lezen - en
→ De ruwe stam: (ik) lez -z +es
→ De stam: (ik) lees
Sommige hele werkwoorden hebben in een v of een z in het woord staan. De ruwe stam eindigt dan op de v of de z. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. Die verander je naar de f of de s.
Soms heeft de ruwe stam een korte klinker. In dit geval willen we de klinker lang houden. We moeten dan nog een extra klinker toevoegen.
jij, je, u, hij, zij, het drijft
f - woorden |
Enkelvoud | Meervoud | |||
ik jij, je, u hij, zij, het |
drijf drijft drijft |
wij, we jullie zij, ze |
drijven drijven drijven |
Let op: blijf je / blijf jij...
jij, je, u, hij, zij, het reist
s - woorden |
Enkelvoud | Meervoud | |||
ik jij, je, u hij, zij, het |
reis reist reist |
wij, we jullie zij, ze |
reizen reizen reizen |
Let op: reis je / reis jij...
Onthouden
- De ik-vorm krijgt nooit een t.
ik drijf, ik graaf, ik reis, ik lees... - Een ander (mens, dier of ding) krijgt altijd een t, behalve als er je of jij achter het werkwoord staat.
drijf jij, graaf jij, reis jij, lees je…