Taal

Tegenwoordige tijd - Hele werkwoorden (stamregel 4)

De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud. Ze eindigen meestal op en en soms op n.

Hele werkwoorden

blijven, schrijven, geven, drijven, verven, proeven... blazen, niezen, reizen, lezen, kiezen, grijnzen...

wij, we, jullie, zij, ze drijven
f - woorden
wij, we, jullie, zij, ze drijven - hele werkwoorden - stamregel 4
        Enkelvoud           Meervoud
ik
jij, je, u
hij, zij, het
drijf
drijft
drijft
  wij, we
jullie
zij, ze
      drijven
      drijven
      drijven


Let op: blijf je / blijf jij...        

wij, we, jullie, zij, ze reizen
s - woorden
wij, we, jullie, zij, ze reizen - hele werkwoorden - stamregel 4
        Enkelvoud           Meervoud
ik
jij, je, u
hij, zij, het
reis
reist
reist
  wij, we
jullie
zij, ze
      reizen
      reizen
      reizen


Let op: reis je / reis jij...

Onthouden

Voor het hele werkwoord kun je bijna altijd Ik kan zetten.

Zet 'Ik kan' voor het hele werkwoord. Ik kan blijven.
Ik kan schrijven.
Ik kan geven.
Ik kan verven.
Ik kan proeven.
Ik kan blazen.
Ik kan niezen.
Ik kan reizen.
Ik kan lezen.
Ik kan grijnzen.
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
  Hele werkwoord Zin Antwoord
Vul de juiste vorm van het werkwoord in - hele werkwoorden - stamregel 4 schrijven, tt Wij ...?... een werkstuk over de panda. schrijven
hoeven, tt We ...?... de spruitjes niet op te eten. hoeven
durven, tt ...?... jullie het wel aan? Durven
erven, tt Mijn ouders ...?... een antieke stoel. erven
 
Vul de juiste vorm van het werkwoord in - hele werkwoorden - stamregel 4 lezen, tt Wij ...?... het nieuws op de tablet. lezen
kiezen, tt We ...?... ervoor om met de trein te gaan. kiezen
verhuizen, tt Waarom ...?... jullie naar Utrecht? verhuizen
prijzen, tt De trainers ...?... de voetballers voor hun inzet. prijzen

 

Het hele werkwoord noemen we ook wel de infinitief.