De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud. Ze eindigen meestal op en en soms op n.
Hele werkwoorden
blijven, schrijven, geven, drijven, verven, proeven... blazen, niezen, reizen, lezen, kiezen, grijnzen...
wij, we, jullie, zij, ze drijven
f - woorden |
Enkelvoud | Meervoud | |||
ik jij, je, u hij, zij, het |
drijf drijft drijft |
wij, we jullie zij, ze |
drijven drijven drijven |
Let op: blijf je / blijf jij...
wij, we, jullie, zij, ze reizen
s - woorden |
Enkelvoud | Meervoud | |||
ik jij, je, u hij, zij, het |
reis reist reist |
wij, we jullie zij, ze |
reizen reizen reizen |
Let op: reis je / reis jij...
Onthouden
Voor het hele werkwoord kun je bijna altijd Ik kan zetten.
Ik kan blijven. Ik kan schrijven. Ik kan geven. Ik kan verven. Ik kan proeven. |
Ik kan blazen. Ik kan niezen. Ik kan reizen. Ik kan lezen. Ik kan grijnzen. |
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
Hele werkwoord | Zin | Antwoord | |
schrijven, tt | Wij ...?... een werkstuk over de panda. | schrijven | |
hoeven, tt | We ...?... de spruitjes niet op te eten. | hoeven | |
durven, tt | ...?... jullie het wel aan? | Durven | |
erven, tt | Mijn ouders ...?... een antieke stoel. | erven | |
lezen, tt | Wij ...?... het nieuws op de tablet. | lezen | |
kiezen, tt | We ...?... ervoor om met de trein te gaan. | kiezen | |
verhuizen, tt | Waarom ...?... jullie naar Utrecht? | verhuizen | |
prijzen, tt | De trainers ...?... de voetballers voor hun inzet. | prijzen |
Het hele werkwoord noemen we ook wel de infinitief.