Hoe vind je de werkwoordstam?
Om een werkwoord te kunnen vervoegen, moet je eerst weten hoe de stam kunt maken.
De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen.
Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.
De stam van hele werkwoorden kun je op verschillende manieren vinden.
We nemen dit met je door aan de hand van de stamregels. Er zijn vijf stamregels.
1 | Stamregel 1: Het werkwoord verandert niet. |
Haal en af van het hele werkwoord. Wat je overhoudt is de stam.
fietsen | -en |
werken | -en |
hangen | -en |
duwen | -en |
(ik) fiets
(ik) werk
(ik) hang
(ik) duw
2 | Stamregel 2: Het werkwoord verandert. |
Sommige hele werkwoorden hebben een lange klinker.
Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.
De ruwe stam = (ik)lop +o
De stam = (ik) loop
Hele werkwoord = spelen -en
De ruwe stam = (ik)spel +e
De stam = (ik)speel
Hele werkwoord = maken -en
De ruwe stam = (ik)mak +a
De stam = (ik) maak
Je ziet dat de ruwe stam een korte klinker heeft. We noemen dit 'ruw', omdat
deze nog verder moet worden bewerkt. In dit geval willen we de klinker lang houden.
We moeten dan nog een extra klinker toevoegen.
3 | Stamregel 3: Dubbele medeklinkers |
Sommige hele werkwoorden hebben dubbele medeklinkers.
We halen er dan ook één medeklinker af.
De ruwe stam = (ik) bakk -k
De stam = (ik) bak
Hele werkwoord = klappen -en
De ruwe stam = (ik) klapp -p
De stam = (ik) klap
Hele werkwoord = rennen -en
De ruwe stam = (ik) renn -n
De stam = (ik) ren
Hele werkwoord = missen -en
De ruwe stam = (ik) miss -s
De stam = (ik) mis
Je ziet dat de ruwe stam twee medeklinkers heeft. Deze ga je eerste bewerken door
er een medeklinker af te halen.
4 | Stamregel 4: De f verandert in de v en de s verandert in de z |
De ruwe stam eindigt op de v of de z. Die verander je naar de f of de s.
Soms heeft de ruwe stam een korte klinker. In dit geval willen we de klinker lang houden.
Daarom gaan we deze eerst bewerken door een extra klinker toe te voegen.
De ruwe stam = (ik) blaz -z +as
De stam = (ik) blaas
Hele werkwoord = verhuizen -en
De ruwe stam = (ik) verhuiz -z +s
De stam = (ik) verhuis
Hele werkwoord = beven -en
De ruwe stam = (ik) bev -v +ef
De stam = (ik) beef
Hele werkwoord = durven -en
De ruwe stam = (ik) durv -v +f
De stam = (ik) durf
5 | Stamregel 5: Woorden die eindigen op een trema |
Er zijn maar weinig werkwoord die eindigen op een trema.
De ruwe stam = (ik) ruzië
De stam = ((ik) ruzie
Hele werkwoord = neuriën -n
De ruwe stam = (ik) neurië
De stam = (ik) neurie
Hele werkwoord = skiën -ën
De ruwe stam = (ik) ski
De stam = (ik) ski
Hele werkwoord = sleeën -ën
De ruwe stam = (ik) slee
De stam = (ik) slee
Zoals je ziet haal je er soms n vanaf en soms ën.
Haal je er een n vanaf, dan blijft de letter e staan, maar het trema verdwijnt.
Haal je er ën vanaf , dan kun je verder met het woord dat over blijft.
Meestal als je er er ën vanaf haalt, blijft de letter e staan, maar het trema verdwijnt.