Je moet bijna altijd een komma zetten voor een voegwoord.
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen)
aan elkaar.
De voegwoorden kun je niet allemaal uit je hoofd leren, omdat er heel veel van zijn...
en, maar, of, dan (wel), dus en want, wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…
Ik geef Anne een bloem, want ik vind haar lief. Ik moet opstaan, want de wekker gaat. Dit jaar gaan we kamperen, omdat we een nieuwe caravan hebben. De boer werkt op het land, zodat daar bloemkool kan groeien. |
De woorden en en of zijn ook voegwoorden. Voor deze woorden zet je eigenlijk
nooit een komma. Alleen in enkele gevallen komt dit wel voor. Meestal wordt de
komma dan gebruikt om ergens extra de nadruk op te leggen. Merk jij het verschil?
Het kan ook gebeuren dat jouw huisdier of misschien wel een ander dier een ongeluk krijgt. Het kan ook gebeuren dat jouw huisdier, of misschien wel een ander dier, een ongeluk krijgt. |
Let op! Na de komma komt altijd een spatie. Voor de komma juist niet.
Behalve bij getallen: 12,25, 1,5, 3,65 enzovoort.
Tip! Als je meer uitlegartikelen wilt lezen over voegwoorden kijk dan onder:
Woordsoorten bij nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden.