In de verleden tijd zijn er twee soorten werkwoorden: zwakke werkwoorden en sterke werkwoorden. Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank. Er zijn twee manieren waarop je zwakke werkwoorden in de verleden tijd kunt vervoegen: stam + te(n) of stam + de(n). Een veelgebruikt ezelsbruggetje om erachter te komen of je -te(n) of - de(n) achter de stam moet schrijven is: 't x-kofschip. Tip: download en maak de werkbladen die gaan over de zwakke werkwoorden in de verleden tijd om te oefenen met de vervoeging van deze werkwoorden.
Junior Einstein biedt een aantrekkelijke en complete online oefenomgeving die perfect aansluit bij het onderwijs op de basisschool. Je kunt oefenen op je eigen niveau en sterren, plaatjes en medailles verdienen.