Taal

Zwakke werkwoorden vervoegen - Rijtjes (stamregel 2)

Als je de verleden tijd (vt) gebruikt dan zeg je dat er iets al is gebeurd. De zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd (vt).

Ezelsbruggetje

Een zwak werkwoord is te zwak om van klank te veranderen. Een sterk werkwoord is sterk genoeg om van klank te veranderen.

Voordat je de zwakke werkwoorden in de verleden tijd gaat vervoegen is het belangrijk dat je de regels van ‘t kofschip of ‘t fokschaap goed kent.

Let op: De letters o en i van ‘t kofschip en de letters o en aa van 't fokschaap tellen niet mee.

In deze uitleg maken we alleen gebruik van ‘t kofschip.

Regels 't kofschip

Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op één van de letters t, k, f, s, ch, p uit ‘t kofschip, dan krijg je in de verleden tijd stam + te of stam + ten. Dan eindigt het werkwoord op de letter t.

 

Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op een letter die niet in ‘t kofschip voorkomt (dus niet op t, k, f, s, ch, p), dan krijg je in de verleden tijd stam + de of stam + den. Dan eindigt het werkwoord op de letter d.


Hoe ga je te werk? Hieronder lees je de stappen bij het juist spellen van de werkwoorden in de verleden tijd.
 

1   Maak de stam van het hele werkwoord


De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.

Sommige hele werkwoorden hebben een lange klinker. Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.

 

Stamregel 2
Hele werkwoord          De ruwe stam De stam
maken -en          (ik) mak (ik) maak
gapen -en          (ik) gap (ik) gaap
praten -en          (ik) prat (ik) praat
spelen -en          (ik) spel (ik) speel
leren -en          (ik) ler (ik) leer
raden -en          (ik) rad (ik) raad
Hele werkwoord: maken -en
→ De ruwe stam: (ik) mak
→ De stam: (ik) maak

Hele werkwoord: lere -en
→ De ruwe stam: (ik) ler
→ De stam: (ik) leer
 

Je ziet dat de ruwe stam een korte klinker heeft. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. In dit geval willen we de klinker lang houden. We moeten dan nog een extra klinker toevoegen.

2   Kijk naar de laatste letter van de stam


Je hebt nu van het hele werkwoord de stam gemaakt. Wat is de laatste letter van de stam?

Laatste letter van de stam

Stam Laatste letter

(ik) maak

k
(ik) gaap s
(ik) praat t
(ik) speel i
(ik) leer r
(ik) raad d
Stam: (ik) maaklaatste letter: k
Stam: (ik) speelllaatste letter: l

 

3   Zit de laatste letter van de stam in 't kofschip?


Je gaat kijken of de laatste letter van de stam in ‘t kofschip zit.

Laatste letter van de stam
Stam

Zit de laatste letter
in
't kofschip?

Je schrijft... Verleden tijd

(ik) maak

                 ja  te of ten ik maakte - wij maakten
(ik) gaap                  ja  te of ten ik gaapte - wij gaapten
(ik) praat                  ja  te of ten ik praatte - wij praatten
(ik) speel                nee  de of den ik speelde - wij speelden
(ik) leer                nee  de of den ik leerde - wij leerden
(ik) raad                nee  de of den ik raadde - wij raadden
Stam: (ik) maak
Zit de laatste letter in 't kofschip? → ja
Je schrijft: te of ten
Verleden tijd: ik maakte - wij maakten

Stam: (ik) leer
Zit de laatste letter in 't kofschip? → nee
Je schrijft: de of den
Verleden tijd: ik leerde - wij leerden
 

Let op praat en raad!
We schrijven deze woorden met een dubbele t en een dubbele d in de verleden tijd: praatte / praatten en raadde / raadden.

Je hoort de dubbele t of d niet, maar we schrijven deze wel dubbel in de verleden tijd. Dat komt doordat de stam van praten op een t eindigt: praat. En doordat de stam van raden op een d eindigt : raad.

Wij praten en wij praatten en wij raden en wij raadden klinken hetzelfde, maar wij praten en wij raden staan in de tegenwoordige tijd en wij praatten en wij raadden staan in de verleden tijd).

Dit geldt dus ook voor de werkwoorden: stoten, haten, zweten, smeden, baden, ontleden,
verbreden enzovoort...

 

Zwakke werkwoorden vervoegen - Stamregel 1

​Nu we weten hoe 't kofschip werkt, kunnen we de zwakke werkwoorden gaan vervoegen. Kijk maar eens naar de werkwoorden maken, spelen, praten en raden.

 

Werkwoord 'maken' vervoegen

1.

     

 

2.

 

 

3.

Wat is de stam (ik- vorm)? 

maak


Vind je de letter k terug in ‘t kofschip?
Ja. Het woord eindigt dus op een t: maakt

 

Let er op of je het werkwoord in het
enkelvoud of meervoud moet zetten!
ik maakte en wij maakten

maken, vt
ik maakte  
jij, je, u maakte  
hij, zij, het maakte  
  maakte jij?
wij, we maakten  
jullie maakten  
zij, ze maakten  
Werkwoord 'spelen' vervoegen

1.

     

 

2.

 

 

3.

Wat is de stam (ik- vorm)? 

speel


Vind je de letter l terug in ‘t kofschip?
Nee. Het woord eindigt dus op een d: speeld

 

Let er op of je het werkwoord in het
enkelvoud of meervoud moet zetten!
ik speelde en wij speelden

spelen, vt
ik speelde  
jij, je, u speelde  
hij, zij, het speelde  
  speelde jij?
wij, we speelden  
jullie speelden  
zij, ze speelden  
Werkwoord 'praten' vervoegen

1.

     

 

2.

 

 

3.

Wat is de stam (ik- vorm)? 

praat


Vind je de letter t terug in ‘t kofschip?
Ja. Het woord eindigt dus op een t: praatt

 

Let er op of je het werkwoord in het
enkelvoud of meervoud moet zetten!
ik praatte en wij praatten

praten, vt
ik praatte  
jij, je, u praatte  
hij, zij, het praatte  
  praatte jij?
wij, we praatten  
jullie praatten  
zij, ze praatten  

De stam van het werkwoord praten eindigt op een t: praat
Daarom schrijven we dit werkwoord in de verleden tijd met een dubbele t.

Werkwoord 'raden' vervoegen

1.

     

 

2.

 

 

3.

Wat is de stam (ik- vorm)? 

raad


Vind je de letter d terug in ‘t kofschip?
Nee. Het woord eindigt dus op een d: raadd

 

Let er op of je het werkwoord in het
enkelvoud of meervoud moet zetten!
ik raadde en wij raadden

raden, vt
ik raadde  
jij, je, u raadde  
hij, zij, het raadde  
  raadde jij?
wij, we raadden  
jullie raadden  
zij, ze raadden  

De stam van het werkwoord raden eindigt op een d: raad 
Daarom schrijven we dit werkwoord in de verleden tijd met een dubbele d.