Zinnen in de tegenwoordige tijd (tt) beschrijven iets wat nu of in de toekomst gebeurt.
Jij fietst naar school.
We gooien de bal zo hard mogelijk.
De kleuters luisteren aandachtig naar de juf.
Hieronder lees je de stappen bij het juist spellen van de werkwoorden.
1 | Zoek de persoonvorm in een zin |
De persoonsvorm vind je door de zin in een andere tijd te zetten.
Het woord dat verandert is de persoonsvorm.
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd | |
Ik werk in de haven. | → | Ik werkte in de haven. |
Jij fietst naar school. | → | Jij fietste naar school. |
We gooien de bal zo hard mogelijk. | → | We gooiden de bal zo hard mogelijk. |
De kleuters luisteren aandachtig naar de juf. | → | De kleuters luisterden aandachtig naar de juf. |
2 | Zoek de stam |
Nu je weet wat de persoonsvorm is, zoek je de werkwoordstam.
De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen.
Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.
fietsen
gooien
luisteren
-en
-en
-en
(ik) fiets
(ik) gooi
(ik) luister
3 | Zoek het onderwerp |
We weten nu wat de persoonsvorm is en de stam.
Nu gaan we het onderwerp in de zin zoeken. Het onderwerp vind je door antwoord te geven op de vraag:
wie of wat + persoonsvorm (pv)?
→ Wie of wat werkt in de haven?
→ Onderwerp = Ik
Jij fietst naar school.
→ Wie of wat fietst naar school?
→ Onderwerp = Jij
We gooien de bal zo hard mogelijk.
→ Wie of wat gooien de bal zo hard mogelijk?
→ Onderwerp = We
De kleuters luisteren aandachtig naar de juf.
→ Wie of wat luisteren aandachtig naar de juf?
→ Onderwerp = De kleuters
- De ik-vorm krijgt nooit een t.
ik werk, ik fiets, ik gooi, ik luister... - Een ander (mens, dier of ding) krijgt altijd een t,
behalve als er je of jij achter het werkwoord staat.
werk jij, fiets jij, gooi jij, luister je...
Persoonsvorm enkelvoud | |
ik | werk, fiets, gooi, luister |
jij, je, u | werkt, fietst, gooit, luistert |
hij, zij, het | werkt, fietst, gooit, luistert |
Persoonsvorm meervoud | |
wij,we | werken, fietsen, gooien, luisteren |
jullie | werken, fietsen, gooien, luisteren |
zij,ze | werken, fietsen, gooien, luisteren |
Let op: werk, fiets, gooi, luister je/jij...
* | Voeg nooit een d toe in de tegenwoordige tijd!! |
Een werkwoord in de tegenwoordige tijd kan alleen op een d eindigen, als de stam van het werkwoord op een d eindigt.
worden - word, vinden - vind, branden - brand...
Kijk maar eens naar het werkwoord ‘worden’.
Persoonsvorm enkelvoud | |
ik | word |
jij, je, u | wordt |
hij, zij, het | wordt |
Persoonsvorm meervoud | |
wij,we | worden |
jullie | worden |
zij,ze | worden |
Let op: word je / word jij...
Je kunt niet altijd horen of je achter een werkwoord een t moet toevoegen.
Als je twijfelt kun je het werkwoord waarvan de stam eindigt op een d vervangen
door bijvoorbeeld lopen.
‘Jij loopt, eindigt op een ‘t’, dus jij wordt eindigt ook op een t.