De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.
Stamregel 1
Hele werkwoord | De stam | ||
worden | -en | (ik) word | |
vinden | -en | (ik) vind | |
voeden | -en | (ik) voed | |
branden | -en | (ik) brand |
Hoe werkt dat nu met werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d?
Onthouden
Een werkwoord in de tegenwoordige tijd kan alleen op een d eindigen, als de stam van het werkwoord op een d eindigt.
worden - word, vinden - vind, branden - brand...
Kijk maar eens naar het werkwoord ‘worden’.
jij, je, u, hij, zij, het wordt
Enkelvoud | Meervoud | ||||
ik jij, je, u hij, zij, het |
word wordt wordt |
wij, we jullie zij, ze |
worden worden worden |
Let op: word je / word jij...
Je kunt niet altijd horen of je achter een werkwoord een t moet toevoegen. Als je twijfelt kun je het werkwoord waarvan de stam eindigt op een d vervangen door bijvoorbeeld lopen.
'Jij loopt', eindigt op een t, dus 'jij wordt' eindigt ook op een t.
Onthouden
- De ik-vorm krijgt nooit een t.
ik werk, ik fiets, ik gooi, ik luister - Een ander (mens, dier of ding) krijgt altijd een t, behalve als er je of jij achter het werkwoord staat.
werk jij, fiets jij, gooi jij, luister je…
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
Hele werkwoord | Zin | Antwoord | |
worden, tt | Jij ...?... later een goede breakdancer. | wordt | |
branden, tt | Hij ...?... zijn vinger aan de hete pan. | brandt | |
antwoorden, tt | Zij ...?... niet meer op de mail. | antwoordt | |
landen, tt | Het vliegtuig ...?... om twaalf uur. | landt |