Aan het begin van iedere zin schrijf je een hoofdletter.
Begin van een zin
Achterin de tuin staat een grote vijgenboom. Rechts van de vijgenboom staat een oude muur. Tussen die muur en de boom staat een hut. Niemand kan je zien als je erin zit. |
Begint de zin met ’s, ’t of ’k dan schrijf je de tweede letter met een hoofdletter.
De zin begint met een 't, 's of 'k
’s Ochtends lopen we samen naar school. ’s Middags gaan we naar het zwembad. ’s Avonds maken we een wandeling door de wijk. ’s Woensdags heeft Henk een goed humeur. ’t Was ontzettend gezellig. ’k Weet niet wat ik moet zeggen. |
Begint de zin met een afkorting dan schrijf je de eerste letter van de afkorting met een hoofdletter.
De zin begint met een afkorting
I.v.m. de feestdagen zijn we gesloten. Tv’s worden steeds platter. N.a.v. uw verzoek, stuur ik u deze factuur. Sms’en doe je maar in je eigen tijd. |
Onthouden
Begint de zin met een getal dan krijg je geen hoofdletter.
45 seconden bleef hij onder water.
20 appels liggen in het mandje.
90% van de leerlingen heeft de toets goed gemaakt.