Als je de verleden tijd (vt) gebruikt dan zeg je dat er iets al is gebeurd. De zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd (vt).
Ezelsbruggetje
Een zwak werkwoord is te zwak om van klank te veranderen. Een sterk werkwoord is sterk genoeg om van klank te veranderen.
Voordat je de zwakke werkwoorden in de verleden tijd gaat vervoegen is het belangrijk dat je de regels van ‘t kofschip of ‘t fokschaap goed kent.
Let op: De letters o en i van ‘t kofschip en de letters o en aa van 't fokschaap tellen niet mee.
In deze uitleg maken we alleen gebruik van ‘t kofschip.
Regels 't kofschip
Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op één van de letters t, k, f, s, ch, p uit ‘t kofschip, dan krijg je in de verleden tijd stam + te of stam + ten.
Dan eindigt het werkwoord op de letter t.
Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op een letter die niet in ‘t kofschip voorkomt (dus niet op t, k, f, s, ch, p), dan krijg je in de verleden tijd stam + de of stam + den. Dan eindigt het werkwoord op de letter d.
Hoe ga je te werk? Hieronder lees je de stappen bij het juist spellen van de werkwoorden in de verleden tijd.
1 |
|
Maak de stam van het hele werkwoord |
De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.
Sommige hele werkwoorden hebben dubbele medeklinkers. We halen er dan ook één medeklinker af.
Stamregel 3
|
Hele werkwoord |
De ruwe stam
|
|
De stam |
pakken |
-en |
(ik) pakk |
-k |
(ik) pak |
scheppen |
-en |
(ik) schepp |
-p |
(ik) schep |
zetten |
-en |
(ik) zett |
-t |
(ik) zet |
vullen |
-en |
(ik) vull |
-n |
(ik) vul |
porren |
-en |
(ik) porr |
-r |
(ik) por |
redden |
-en |
(ik) redd |
-d |
(ik) red |
Hele werkwoord: pakken -en
→ De ruwe stam: (ik) pakk -k
→ De stam: (ik) pak
Hele werkwoord: vull -en
→ De ruwe stam: (ik) vulk -l
→ De stam: (ik) vul
Je ziet dat de ruwe stam twee medeklinkers heeft. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. In dit geval halen we er een medeklinker af.
2 |
|
Kijk naar de laatste letter van de stam |
Je hebt nu van het hele werkwoord de stam gemaakt. Wat is de laatste letter van de stam?
Laatste letter van de stam
|
Stam |
Laatste letter |
(ik) pak
|
k |
(ik) schep |
s |
(ik) zet |
t |
(ik) vul |
l |
(ik) por |
r |
(ik) red |
d |
Stam: (ik) pak → Laatste letter: k
Stam: (ik) vul → Laatste letter: l
3 |
|
Zit de laatste letter van de stam in 't kofschip? |
Je gaat kijken of de laatste letter van de stam in ‘t kofschip zit.
Laatste letter van de stam
Stam |
Zit de laatste letter
in 't kofschip?
|
Je schrijft... |
Verleden tijd |
(ik) pak
|
ja |
te of ten |
ik pakte - wij pakten |
(ik) schep |
ja |
te of ten |
ik schepte - wij schepten |
(ik) zet |
ja |
te of ten |
ik zette - wij zetten |
(ik) vul |
nee |
de of den |
ik vulde - wij vulden |
(ik) por |
nee |
de of den |
ik porde - wij porden |
(ik) red |
nee |
de of den |
ik redde - wij redden |
Stam: (ik) pak
Zit de laatste letter in 't kofschip? → ja
Je schrijft: te of ten
Verleden tijd: ik pakte - wij pakten
em>Stam: (ik) vul
Zit de laatste letter in 't kofschip? → nee
Je schrijft: de of den
Verleden tijd: ik vulde - wij vulden
Let op zet en red!
We schrijven deze woorden met een dubbele t en een dubbele d in de verleden tijd: zette /zetten en redde / redden.
Dat komt doordat de stam van zetten op een t eindigt: zet En doordat de stam van redden op een d eindigt: red
Dit geldt dus ook voor de werkwoorden: schatten, chatten, tutten, wedden, bidden, schudden. Er zijn niet zo heel veel werkwoorden met een dubbele t of d, waarvan de stam eindigt op de t of d.
|
Nu we weten hoe 't kofschip werkt, kunnen we de zwakke werkwoorden gaan vervoegen. Kijk maar eens naar de werkwoorden pakken, vullen, zetten en redden.
|
Werkwoord 'pakken' vervoegen
1.
2.
3.
|
Wat is de stam (ik- vorm)?
pak
Vind je de letter k terug in ‘t kofschip? Ja. Het woord eindigt dus op een t: pakt
Let er op of je het werkwoord in het
enkelvoud of meervoud moet zetten!
ik pakte en wij pakten
|
pakken, vt |
ik |
pakte |
|
jij, je, u |
pakte |
|
hij, zij, het |
pakte |
|
|
pakte |
jij? |
wij, we |
pakten |
|
jullie |
pakten |
|
zij, ze |
pakten |
|
|
Werkwoord 'spelen' vervoegen
1.
2.
3.
|
Wat is de stam (ik- vorm)?
vul
Vind je de letter l terug in ‘t kofschip? Nee. Het woord eindigt dus op een d: vuld
Let er op of je het werkwoord in het
enkelvoud of meervoud moet zetten!
ik vulde en wij vulden
|
vullen, vt |
ik |
vulde |
|
jij, je, u |
vulde |
|
hij, zij, het |
vulde |
|
|
vulde |
jij? |
wij, we |
vulden |
|
jullie |
vulden |
|
zij, ze |
vulden |
|
|
Werkwoord 'praten' vervoegen
1.
2.
3.
|
Wat is de stam (ik- vorm)?
zet
Vind je de letter t terug in ‘t kofschip? Ja. Het woord eindigt dus op een t: zett
Let er op of je het werkwoord in het
enkelvoud of meervoud moet zetten!
ik zette en wij zetten
|
zetten, vt |
ik |
zette |
|
jij, je, u |
zette |
|
hij, zij, het |
zette |
|
|
zette |
jij? |
wij, we |
zetten |
|
jullie |
zetten |
|
zij, ze |
zetten |
|
|
De stam van het werkwoord zetten eindigt op een t: zett
Daarom schrijven we dit werkwoord in de verleden tijd met een dubbele t.
Werkwoord 'raden' vervoegen
1.
2.
3.
|
Wat is de stam (ik- vorm)?
red
Vind je de letter d terug in ‘t kofschip? Nee. Het woord eindigt dus op een d: redd
Let er op of je het werkwoord in het
enkelvoud of meervoud moet zetten!
ik redde en wij redden
|
redden, vt |
ik |
redde |
|
jij, je, u |
redde |
|
hij, zij, het |
redde |
|
|
redde |
jij? |
wij, we |
redden |
|
jullie |
redden |
|
zij, ze |
redden |
|
|
De stam van het werkwoord redden eindigt op een d: redd
Daarom schrijven we dit werkwoord in de verleden tijd met een dubbele d.