Taal

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd (stamregel 2)

De zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd (vt). Zinnen in de verleden tijd (vt) beschrijven iets wat al is gebeurd.

Iets is al gebeurd
Ik maakte een tekening.
Jij gaapte de hele dag.
Laura praatte met haar leerkracht over haar toekomst.
Wij speelden de hele dag in het zwembad.
Het kind leerde veel van de juffrouw.
De kinderen raadden de juiste getallen en wonnen een prijs.

De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.

Sommige hele werkwoorden hebben een lange klinker. Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.

Stamregel 2

Hele werkwoord        De ruwe stam De stam
maken -en        (ik) mak (ik) maak
gapen -en        (ik) gap (ik) gaap
praten -en        (ik) prat (ik) praat
spelen -en        (ik) spel (ik) speel
leren -en        (ik) ler (ik) leer
raden -en        (ik) rad (ik) raad
Hele werkwoord: maken  - en
→ De ruwe stam: (ik) mak
→ De stam: (ik) maak

Hele werkwoord: spelen  - en
→ De ruwe stam: (ik) spel
→ De stam: (ik) speel
 

Je ziet dat de ruwe stam een korte klinker heeft. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. In dit geval willen we de klinker lang houden. We moeten dan nog een extra klinker toevoegen.

Je hebt nu van het hele werkwoord de stam gemaakt. Als je de stam in de verleden tijd zet, kun je horen of je een t of een d moet schrijven.

Kun jij het horen?
Stam Enkelvoud verleden tijd     Meervoud verleden tijd

(ik) maak

Ik maakte een tekening.     Wij maakten een tekening.
(ik) gaap Ik gaapte al de hele dag.     Wij gaapten al de hele dag.
(ik) praat

Ik praatte met mijn

leerkracht over mijn toekomst.

    Wij praatten met onze leerkracht

    over onze toekomst.

(ik) speel Ik speelde de hele dag in het zwembad.     Wij speelden de hele dag in het
    zwembad.
(ik) leer Ik leerde veel van de juffrouw.     Wij leerden veel van de juffrouw.
(ik) raad

Ik raadde de juiste getallen en won een prijs.

    Wij raadden de juiste getallen en

    wonnen een prijs.

De stam: (ik) maak
→ Enkelvoudig verleden tijd: Ik maakte een tekening.
→ Meervoudig verleden tijd: Wij maakten een tekening.

De stam: (ik) speel
→ Enkelvoudig verleden tijd: Ik speelde in het zwembad.
→ Meervoudig verleden tijd: Wij speelden in het zwembad.
 
Onthouden

De zwakke werkwoorden in de verleden tijd krijgen in het:

 

Enkelvoud: te of de achter de werkwoordstam (ik-vorm)

Ik maakte een tekening.
Ik gaapte al de hele dag.
Ik praatte met mijn leerkracht over mijn toekomst.
Ik speelde de hele dag in het zwembad.

Ik leerde veel van de juffrouw.
Ik raadde de juiste getallen en won een prijs.

   
Meervoud: ten of den achter de werkwoordstam (ik-vorm)

Wij maakten een tekening.
Wij gaapten al de hele dag.

Wij praatten met onze leerkracht over onze toekomst.

Wij speelden de hele dag in het zwembad.
Wij leerden veel van de juffrouw.

Wij raadden de juiste getallen en wonnen een prijs.

Soms weet je niet zeker of je te, ten, de of den achter de stam (ik-vorm) schrijft. Je gebruikt dan als ezelsbruggetje ‘t kofschip of ‘t fokschaap.

Let op: De letters o en i van ‘t kofschip en de letters o en aa van 't fokschaap tellen niet mee.

In deze uitleg maken we alleen gebruik van 't kofschip.

Regels 't kofschip

Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op één van de letters t, k, f, s, ch, p uit

t kofschip, dan krijg je in de verleden tijd stam + te of stam + ten.
Dan eindigt het werkwoord op de letter t.

 

Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op een letter die niet in ‘t kofschip voorkomt (dus niet op t, k, f, s, ch, p), dan krijg je in de verleden tijd stam + de of stam + den. Dan eindigt het werkwoord op de letter d.

Voorbeelden
Hele werkwoord      Zin        Uitleg
maken, vt

     Ik ...?... een tekening.

     
     

      1.

     

 

      2.

 

 

      3.

 

Wat is de stam (ik- vorm)? 

maak


Vind je de letter k terug in ‘t kofschip?
Ja. Het woord eindigt dus op een t: maakt

 

Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud?
Enkelvoud, dus: maakte
 

spelen, vt

     Wij ...?... de hele dag
     in het zwembad.

 

     

      1.

 

 

      2.

 

 

      3.

Wat is de stam (ik- vorm)?

speel

 

Vind je de letter l terug in ‘t kofschip?
Nee. Het woord eindigt dus op een d: speeld

 

Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud?

Meervoud, dus: speelden

 

praten, vt      Laura ...?... met haar
     leerkracht over haar
     toekomst.

      1.

 

     

      2.

 

 

      3.

Wat is de stam (ik-vorm)?
praat

 

Vind je de letter t terug in ‘t kofschip?
Ja. Het woord eindigt dus op een t: praatt

 

Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud?

Enkelvoud, dus: praatte
 

raden, vt

     De kinderen ...?... de
     juiste getallen en
     wonnen een prijs.

 

     

      1.

 

     

      2.

 

 

      3.

Wat is de stam (ik-vorm)?
raad

 

Vind je de letter d terug in ‘t kofschip?
Nee. Het woord eindigt dus op een d: raadd

 

Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud?

Meervoud, dus: raadden

Let op praat en raad!
We schrijven deze woorden met een dubbele t en een dubbele d in de verleden tijd: praatte /praatten en raadde / raadden.

Je hoort de dubbele t of d niet, maar we schrijven deze wel dubbel in de verleden tijd. Dat komt doordat de stam van praten op een t eindigt: praat. En de stam van raad eindigt op een d: raad.

Wij praten en wij praatten en wij raden en wij raadden klinken hetzelfde, maar wij praten en wij raden staan in de tegenwoordige tijd en wij praatten en wij raadden staan in de verleden tijd).
 

Dit geldt dus ook voor de volgende werkwoorden...

 

Dubbele d's
Hele werkwoord Enkelvoud verleden tijd Meervoud verleden tijd

stoten
haten
zweten
smeden

baden

ontleden

verbreden

stootte
haatte
zweette
smeedde

baadde

ontleedde

verbreedde

stootten
haatten
zweetten
smeedden

baadden

ontleedden

verbreedden


En zo zijn er nog een aantal meer...

 


Online oefenen met dit onderwerp