Terug

Lees de zinnen en vul het juiste woord in [1]

Lees de zinnen en vul het juiste woord in [1]

 

Kies uit: vloer - fruit - ganzen - stoep - plank - haring - olijf - eiland - vlecht - knaagt

 

 

  1. Mijn vader zaagt de plank in vier gelijke stukken.
  2. De visboer verkoopt heerlijke haring .
  3. De hamster knaagt op een pinda.
  4. Moeder maakt een vlecht in mijn haar.
  5. De piraat heeft ergens op een eiland zijn schat begraven.