De stam is de basis voor het spellen van een werkwoordsvorm. Vanuit de stam kun je door de juiste regels toe te passen bepalen hoe je bijvoorbeeld de verleden tijd of de voltooide tijd van een werkwoord moet schrijven. De stam kun je meestal vinden door -en van het hele werkwoord af te halen (sporten - sport). Soms moet je het woord dan nog aanpassen om de stam te krijgen (maken - mak - maak). Wanneer je het woord nog moet aanpassen, noem je het de ruwe stam. De werkwoordstam wordt ook wel de ik-vorm genoemd.