Downloadbare pdf |
Geschikt voor groep 5, 6, 7, 8
In de voltooide tijd zijn er, net als in de verleden tijd, twee soorten werkwoorden: sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden. Voorbeelden van sterke werkwoorden zijn: zingen, fluiten, lezen. Sterke werkwoorden veranderen namelijk van klank in de verleden tijd. Ik zing - ik zong. Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. Je moet ze uit je hoofd leren. Deze overzichtskaart kan je daarbij helpen.