Wat zijn lidwoorden?
In sommige talen mag je zeggen: Ik loop met hond.
In het Nederlands mag dit niet.
Je moet een lidwoord gebruiken: Ik loop met de hond.
In het Nederlands zijn er zijn drie lidwoorden: de, het en een
Lidwoorden staan nooit alleen; ze staan altijd voor zelfstandige naamwoorden.
Lidwoorden staan nooit alleen
de | het | een | een | |
de auto | het huis | een hond | een huis | |
de boom | het meisje | een boom | een meisje | |
de hond | het kettinkje | een hond | een kettinkje |
de
de auto
de boom
de hond
het
het huis
het meisje
het kettinkje
de auto
de boom
de hond
het
het huis
het meisje
het kettinkje
een
een hond
een boom
een hond
het
een huis
een meisje
een kettinkje
een hond
een boom
een hond
het
een huis
een meisje
een kettinkje
de gebruik je voor mannelijke of vrouwelijke woorden.
het gebruik je voor onzijdige woorden (onzijdige woorden zijn weer te herkennen aan het lidwoord het).
een mag voor beide (onzijdige, mannelijke en vrouwelijk) gebruikt worden.
Er zijn geen echte regels voor het gebruik van de en het.
Wel zijn er een aantal dingen die je kunt onthouden.
Onthouden: de-woorden
|
Onthouden: het-woorden
- Alle verkleinwoorden
het boompje, het hutje, het meisje, het kettinkje... - Woorden die eindigen op -isme, -ment, -sel en -um:
het toerisme, het amusement, het zonnestelsel, het centrum… - Woorden met twee of meer lettergrepen die beginnen met be-, ge-, ver- en ont-:
het begin, het gebruik, het veranderen, het ontbijt... - Namen van talen, metalen en windrichtingen:
het Nederlands, het Duits, het goud, het ijzer, het zuiden, het oosten, het zuidwesten...
Online oefenen met dit onderwerp
1
1
1
1
1
1