In deze leeropdracht leer je:
De woorden hun en hen zijn allebei voornaamwoorden en lijken erg op elkaar. Daarom worden ze ook veel door elkaar gehaald. Wanneer schrijf je nu hun en wanneer schrijf je hen? Door de regels te leren en goed te oefenen, kun je ervoor zorgen dat je deze woorden niet meer door elkaar haalt.
Deze leeropdracht geeft stap voor stap de regels met bijbehorende oefeningen. Op deze manier leer je deze regel goed aan en zul je de woorden hun en hen op de juiste manier toepassen.