Inloggen
Taal
Filters

Groep

Vak

Type

Werkbladen > Grammatica > Woordbenoemen > Werkwoorden
Werkwoorden [3]
Groep 5 , 6
Met dit werkblad kun je het herkennen van werkwoorden oefenen. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. Lees eerst de zin en omcirkel het werkwoord met zwart. Schrijf daarna het werkwoord op in de puzzel achter de zin. Heb je alle werkwoorden gevonden en opgeschreven in de puzzel? Ontdek dan het woord onder de pijl. Succes met de oefening!
Werkbladen > Grammatica > Zinsontleding > Bijwoordelijke bepaling
Bijwoordelijke bepaling van plaats [3]
Groep 7 , 8
Met dit werkblad oefen je het vinden van de juiste bepaling van plaats. Kijk goed of in elke zin de bepaling van plaats goed is gemarkeerd. Is het fout? Schrijf dan de juiste bepaling van plaats achter de zin op. Als je nog moeite hebt met de bijwoordelijke bepaling van plaats kun je de uitlegkaart gebruiken als ondersteuning.
Werkbladen > Grammatica > Zinsontleding > Bijwoordelijke bepaling
Bijwoordelijke bepaling van tijd [3]
Groep 7 , 8
De bepaling is het zinsonderdeel dat overblijft als je alle andere zinsdelen hebt benoemd. Een bijwoordelijke bepaling geeft bijvoorbeeld informatie over tijd. Geef in elke zin de bijwoordelijke bepaling van tijd aan. Let op: in een zin kunnen meerdere bepalingen van tijd staan! Klaar? Kijk dan het werkblad na met het antwoordenblad.
Werkbladen > Grammatica > Zinsontleding > Bijwoordelijke bepaling
Bijwoordelijke bepaling van tijd [2]
Groep 7 , 8
Heb je alle zinsonderdelen benoemd, maar heb je nog een zinsdeel over? Dan is dit een bijwoordelijke bepaling. Een bijwoordelijke bepaling kan bijvoorbeeld informatie geven over tijd. Markeer voor elke zin de bijwoordelijke bepaling van tijd. Vind je de bijwoordelijke bepaling van tijd nog lastig? Gebruik dan de uitlegkaart als ondersteuning.
Werkbladen > Grammatica > Zinsontleding > Gemengd
Zinsontleding: gemengd [6]
Groep 7 , 8
Oefen met dit werkblad het benoemen en herkennen van de verschillende zinsdelen. Benoem in elke zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het naamwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp. Let op: niet elk onderdeel komt voor in elke zin! Ben je klaar? Kijk dan het werkblad na met het antwoordenblad.
Werkbladen > Grammatica > Zinsontleding > Meewerkend voorwerp
Meewerkend voorwerp [5]
Groep 7 , 8
Met dit werkblad oefen je het herkennen en benoemen van het meewerkend voorwerp. Omcirkel in elke zin het meewerkend voorwerp. Heb je nog moeite met het meewerkend voorwerp? Gebruik dan de uitlegkaart als ondersteuning. Oefen ook met de online oefeningen van Junior Einstein over het meewerkend voorwerp.
Werkbladen > Grammatica > Zinsontleding > Lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp [5]
Groep 7 , 8
Met dit werkblad oefen je het herkennen en benoemen van het lijdend voorwerp. Kruis voor elke zin aan of het lijdend voorwerp goed of fout is onderstreept. Is het fout? Schrijf dan het juiste lijdend voorwerp op. Heb je het werkblad af? Kijk het dan zelf na met het antwoordenblad. Oefen ook met de online oefeningen over het lijdend voorwerp van Junior Einstein.
Werkbladen > Grammatica > Zinsontleding > Gezegde
Naamwoordelijk gezegde [4]
Groep 7 , 8
Oefen met dit werkblad met het vinden en benoemen van het naamwoordelijk gezegde. Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een koppelwoord en een naamwoordelijk deel. Onderstreep in alle zinnen het naamwoordelijk gezegde. Heb je het werkblad af? Kijk het dan zelf na met behulp van het antwoordenblad.
Werkbladen > Grammatica > Zinsontleding > Gezegde
Werkwoordelijk gezegde [6]
Groep 7 , 8
Met dit werkblad oefen je met het vinden en benoemen van het werkwoordelijk gezegde. Het werkwoordelijk gezegde bestaat alleen maar uit werkwoorden. Onderstreep in alle zinnen het werkwoordelijk gezegde. Vind je het werkwoordelijk gezegde nog lastig? Gebruik dan de uitlegkaart als ondersteuning.
Werkbladen > Grammatica > Zinsontleding > Gezegde
Werkwoordelijk gezegde [5]
Groep 7 , 8
Met dit werkblad oefen je het vinden en benoemen van het werkwoordelijk gezegde. Het werkwoordelijk gezegde bestaat alleen maar uit werkwoorden. Onderstreep in alle zinnen het werkwoordelijk gezegde. Vind je het werkwoordelijk gezegde nog lastig? Gebruik dan de uitlegkaart als ondersteuning.